Nieuwe reisinformatie? (Nog) weinig behoefte

In opdracht van het directoraat-generaal Bereikbaarheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu deed Rijkswaterstaat onderzoek naar het gebruik van informatiediensten en rijtaakondersteuning. De antwoorden van de ruim 2.000 weggegebruikers die werden bevraagd, maakten eens te meer duidelijk dat de informatietechnologie zich beduidend sneller ontwikkelt dan onze informatiebehoefte.

Afbeelding 1

 
De conclusies van het onderzoek zijn te lezen in het rapport ‘Monitoring wegverkeer gerelateerde informatiediensten 2015’, dat afgelopen december werd gepubliceerd. We noemen een paar cijfers. 87% van de weggebruikers zoekt vooraf wel eens reisinformatie op, vooral via apps en websites. 88% maakt ook tijdens de reis gebruik van route- en informatiediensten. Als informatiebronnen worden de radio genoemd (46% weggebruikers), navigatiesystemen met alleen route-informatie (38%), elektronische borden met reisinformatie (39%), bewegwijzering (37%), navigatiesystemen met route- en file-informatie (28%), apps met alleen route-informatie (16%) en apps met route- en file-informatie (11%).

Op zich laten weggebruikers zich dus goed informeren, maar het gaat dan voornamelijk om rechttoe-rechtaan informatie: route, reistijd en files. Nieuwe apps die verder gaan in hun informatievoorziening, worden nauwelijks gebruikt. De behoefte naar meer informatie dan ze al hebben, is er ook niet. Van de weggebruikers die nog geen systeem bezitten dat file-informatie toont, gaf bijvoorbeeld slechts 2% aan zo’n systeem wel te willen.

De radio
Typerend voor deze behoudendheid is het feit dat nota bene de radio de populairste bron voor on-trip informatie is. Hoe is dat te verklaren? De meeste weggebruikers luisteren naar de file-informatie van het programma dat ze aan hebben staan, of hebben hun radio zo ingesteld dat file-informatie de cd-speler even mag onderbreken. De info komt dus vanzelf langs.

Opmerkelijk is dat de kwaliteit van de radio-informatie als minder wordt beschouwd vergeleken met bijvoorbeeld apps op smartphones of navigatieapparatuur. [1] Dus waarom gebruikt dan toch bijna de helft de radio als informatiebron? Het antwoord is simpel: weliswaar gebruikt 46% de radio, maar slechts 6% heeft alléén de radio als bron. De meerderheid combineert de radio met bijvoorbeeld navigatie, bewegwijzering en elektronische borden.

Het beeld dat het onderzoek oproept, is dus dat van een automobilist die auditief en visueel informatie consumeert, maar zonder er al te veel moeite voor te willen doen. Dat zien we ook bevestigd in diverse ITS-projecten, waarbij het voor de betrokken consortia een uitdaging is om voldoende deelnemers voor hun proeven te werven en om de deelnemers betrokken te houden. Elke keer die slimme app starten als je op reis gaat – na drie keer hebben ze daar geen zin meer in.

Behoefte aan innovatie?
Wil dat zeggen dat we als weggebruiker nauwelijks behoefte hebben aan innovatie als zodanig? Nee, want in het onderzoek zijn ook rijtaakondersteunende diensten meegenomen, als (adaptive) cruise control, parkeersensoren, inhaalassistent etc. Lang niet iedereen bezit die systemen, maar 30% tot 40% zou ze wel graag willen hebben.

Het onderzoek van Rijkswaterstaat verklaart dat verschil in belangstelling niet – daarop was het ook niet gericht. Wat zal meespelen is dat rijtaakondersteunende diensten direct meerwaarde bieden: zorgeloos inparkeren, automatisch de juiste snelheid aanhouden etc. Bij informatiediensten is die meerwaarde over het algemeen beperkter of niet waarneembaar (hoe weet je of die alternatieve route echt sneller was?). Als de moeite die je moet doen om de dienst te gebruiken dan ook beperkt is, zullen weggebruikers de nieuwe informatiediensten wellicht wél massaal omarmen.

___
 
[1] Uit het onderzoek blijkt dat voor alle systemen geldt dat verbetering gewenst is ten aanzien van betrouwbaarheid, beschikbaarheid, nauwkeurigheid en snelheid waarmee informatie wordt gegeven.

___
 
De auteur
Paul van Beek is adviseur Verkeersmanagement bij Goudappel Coffeng.