Column Tom Verhorst: Zonder auto, mét perspectief

Wie in een dorp woont, weet: zonder auto kom je nergens. Of nou ja, bijna nergens. De bakker om de hoek lukt prima – als die nog bestaat – maar bij je werk, de huisarts of die grotere supermarkt kom je alleen als je zelf rijdt of iemand vindt die dat voor je doet. Busvervoer is er wel, maar niet de hele dag en dan hooguit één of twee keer per uur. En natuurlijk fiets je, maar fietsafstanden zijn al snel té groot. Kortom: geen auto, dan weinig bewegingsvrijheid. En ook: minder brede welvaart. Want hoe vrij ben je als je niet mee kunt doen?

Foto Tom Verhorst (fotograaf Laura Elkhuizen)Juist daar wringt de schoen. In een tijd waarin we streven naar duurzaamheid, inclusiviteit en kansengelijkheid, blijft het platteland in de schaduw staan. Niet omdat het daar slechter wonen is, integendeel. De rust en ruimte zijn goud waard. Maar wel omdat de mobiliteitsstructuur stokt zodra de auto buiten beeld valt.

Dat beeld is realiteit voor zo’n 7,5 tot 9 procent van de huishoudens in Nederland. Mensen die zich simpelweg geen auto kunnen veroorloven. Veel van hen wonen in de stad, maar ze zijn er ook in landelijke gebieden. Daar zijn voorzieningen dun gezaaid, dus heb je dubbel pech. Zonder vervoer sta je er letterlijk buitenspel.

De mythe van keuzevrijheid

Mobiliteit wordt vaak gezien als een keuze. Maar voor wie niets te kiezen heeft, wordt het gebrek aan vervoersopties een structurele barrière. En dat heeft gevolgen: voor toegang tot zorg en onderwijs, maar ook voor arbeidsparticipatie, gezondheid en sociale verbondenheid – allemaal bouwstenen van brede welvaart.

Ironisch genoeg zijn juist mensen zonder auto vaak degenen die we keihard nodig hebben: in de zorg, de bouw, de energietransitie. Maar we maken het hen lastig om mee te doen.

Er is wél perspectief

Toch is het niet alleen kommer en kwel. Er zijn hoopvolle voorbeelden, mits we bereid zijn breder te denken dan het klassieke openbaar vervoer. De opmars van publieke mobiliteit, met flextaxi’s, belbussen en vraaggestuurd vervoer, is veelbelovend. Deelauto’s en -bakfietsen, coöperatieve platforms, fietssnelwegen en de komst van betaalbare ov-abonnementen maken mobiliteit weer bereikbaar. Niet door dikke lijnen op de kaart, maar door slimme verbindingen van onderop.

Maar technologie en beleid zijn niet genoeg. Gedragsverandering is essentieel, en dat begint bij vertrouwen. Mensen moeten weten wat er wél kan, durven overstappen op iets nieuws en ervaren dat het werkt. Lokale ambassadeurs, ov-coaches en eenvoudige communicatie kunnen het verschil maken.

Van praten naar doen

We hebben in Nederland nooit gebrek gehad aan pilots, plannen of goede bedoelingen. Maar wat we nodig hebben voor echte verandering is structurele samenwerking. Overheden, vervoerders, bewoners en particuliere initiatieven moeten de handen ineenslaan. Niet denken in losse diensten, maar in één samenhangend mobiliteitssysteem dat de mens centraal stelt.

Dat vraagt om co-creatie over sectoren heen – met duidelijke rolverdeling en langdurige betrokkenheid, zoals de provincie Flevoland met haar gemeenten heeft afgesproken. Effectieve communicatie speelt daarbij een sleutelrol. Veel mensen weten simpelweg niet wat er mogelijk is, of vertrouwen het niet. Daarom zijn laagdrempelige uitleg, herhaling en lokale voorbeeldverhalen onmisbaar. We zien bijvoorbeeld dat initiatieven zoals gratis ov voor mensen met een smalle beurs (gemeente Eemsdelta en het Hogeland) en vrijwilligersvervoer (Belbus Noordkop) drempelverlagend werken en verbinding brengen. Daarnaast moeten we ook durven kiezen voor oplossingen die nu al werken: doorfietsroutes, deelinitiatieven, slimme hubstructuren.

Want brede welvaart begint niet met asfalt of apps. Het begint met de overtuiging dat iedereen moet kunnen meedoen – ook zonder auto.

____

Tom Verhorst
Adviseur Openbaar vervoer en mobiliteit bij MuConsult