Kan smart mobility mee in de MIRT-besluitvorming?

Smart mobility heeft langzaam maar zeker z’n plek veroverd in het verkeersdomein. Hoe zorgen we ervoor dat die oplossingen mee kunnen in de MIRT-besluitvorming? NM Magazine sprak met Michiel Beck en Ronald Adams over hun project ‘Smart Mobility in relatie tot MIRT’.



Dát smart mobility een rol kan hebben in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport is wegbeheerders wel duidelijk. “In de MIRT-verkenningsfase onderzoeken wegbeheerders heel open hoe ze het betreffende knelpunt het beste kunnen aanpakken: is extra asfalt nodig of kan het anders?”, zegt Michiel Beck van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. “Smart mobility komt dan zeker aan de orde. Het probleem is alleen dat wegbeheerders niet goed weten wélke slimme oplossingen ze kunnen inzetten.”

Begin 2021 is het ministerie daarom het project ‘Smart Mobility in relatie tot MIRT’ begonnen. Beck trekt dit project samen met Ronald Adams van Rijkswaterstaat.

Inventarisatie
“Smart mobility is een containerbegrip. Daarom willen we eerst inventariseren welke smart-mobilityoplossingen er nu zijn”, vertelt Adams. “Van elke oplossing gaan we na of die lokaal, regionaal, landelijk of internationaal geïmplementeerd moeten worden. Ook kijken we, en daar ligt de relatie met MIRT, hoe je erover kan besluiten. Bed je de smart-mobilityoplossing in in een MIRT-project? Neem je haar mee in een gebiedsgerichte benadering? Of hoort de oplossing op een internationale tafel? Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij connected and automated driving.”

Stap twee is om in beeld te krijgen wat het effect van de oplossingen is op doorstroming, veiligheid en leefbaarheid, vult Beck aan. “Dat laten we momenteel uitzoeken door Goudappel en Rebel Group. Hebben we die effecten scherp, dan is de volgende stap om dat ‘in te bedden’ in modellen en gevoeligheidsanalyses. Dan heb je echt de tools om in een MIRT-project of gebiedsaanpak aan te tonen wat smart mobility kan bijdragen.”

Begin 2023 verwachten Beck en Adams een eerste versie van hun Inventarisatie smart mobility & effecten op te leveren. Adams: “Dat wordt geen statisch document, maar een dynamisch product dat voortdurend geüpdatet zal worden.”

Begin 2023 verwachten Beck en Adams een eerste versie van hun Inventarisatie Smart Mobility & Effecten op te leveren.

Processen
Dit product is niet het eindstation van het project. Misschien wel de lastigste uitdaging is om te kijken hoe het smart-mobilityinstrumentarium in de werkprocessen moet komen. Er spelen op dat vlak verschillende uitdagingen. “MIRT is een lang traject”, aldus Beck. “De termijn van start tot afronding duurt al snel een jaar of tien. In zo’n tijdbestek is een smart-mobilityoplossing al drie keer verouderd! Je kan dat probleem voor zijn door aan de voorkant niet technisch maar functioneel te specificeren. Maar er komt een moment waarop je toch technische eisen moet stellen. Wanneer in het proces doe je dat?”

Een ander punt is dat ook de meer autonome (internationale) smart-mobilityontwikkelingen uiteindelijk toch op het bordje van wegbeheerders komen. “Denk aan Intelligent Lane Keeping. Dat is voor de nieuwe automodellen al wettelijk verplicht in Europa. Maar zo’n systeem stelt automatisch eisen aan de kwaliteit van de belijning van onze wegen. Hoe pakken we dat aan? Dat traject moeten we ook in de werkprocessen zien te krijgen.”

Pilots af
Met die ‘procesvraagstukken’ verwachten Beck en Adams nog tot zeker 2024 bezig te zijn. Of dat ertoe leidt dat het MIRT-proces binnenkort anders wordt ingericht, kunnen ze nog niet met zekerheid zeggen. Adams: “Dat is ook niet aan ons. Maar dat we anders moeten omgaan met smart mobility, is wel duidelijk. Tot nu toe hebben we steeds vanuit pilotprogramma’s aan smart mobility gewerkt, maar dat kan je niet blijven doen. Je wilt die oplossingen in de werkprocessen van de wegbeheerders krijgen. De juiste smart-mobilityoplossingen op een weloverwogen wijze integreren in de MIRT-projecten en in de gebiedsgerichte benadering kan hierbij een eerste stap zijn.”