Mobiliteitsmanagement: twee succesfactoren

MobiliteitsmanagementNiet alleen verkeersmanagent heeft te stellen met het eigenwijze en soms onlogische gedrag van zijn klanten. Ook in mobiliteitsmanagementprojecten krabben de professionals zich geregeld achter de oren. Hoe krijgen we voldoende reizigers zo ver om de auto te laten staan?
 
Vaak is er niet eens zo heel veel nodig om de doorstroming vlot te trekken. Op de meeste knooppunten zou het al voldoende zijn om tientallen tot een paar honderd auto’s uit de spits te halen. Maar dan nog: hoe lukt je dat? Wat is er nodig voor geslaagd mobiliteitsmanagement? We lichten er twee factoren uit die bovengemiddeld belangrijk zijn.

Momentum
Een eerste succesfactor is het momentum. In de context van mobiliteitsmanagement doelen we daarmee op een geschikt ‘kantelpunt’ om ingesleten reisgedrag te doorbreken. Stel bijvoorbeeld dat in verband met wegwerkzaamheden complete wegvakken moeten worden afgesloten. De autoforens snapt dan ook wel dat verkeerschaos op de loer ligt – en hij zal zich misschien voor het eerst in jaren afvragen of er een alternatief is voor de auto. Door de dreigende bereikbaarheidsproblemen uit te venten en in aantrekkelijke alternatieven te voorzien, kan dit kantelpunt optimaal worden benut.

Het momentum kan echter ook bestaan uit bijzondere en nieuwe omstandigheden in het persoonlijke leven van de (potentiële) automobilist. Een verhuizing, een nieuwe baan, een nieuwe studie: het zijn gebeurtenissen die zelfs de verstokte autogebruiker nopen om zijn reisgedrag te heroverwegen. Als hij juist op dat moment kennis maakt met alternatieven voor de auto, is de kans relatief groot dat hij zo’n alternatief kiest. Welke vorm kan de interventie krijgen? In overleg met werkgevers of hogescholen zou een regio nieuwe werknemers en studenten bijvoorbeeld een OV-proefabonnement cadeau kunnen doen of elektrische ‘probeerfietsen’ kunnen uitlenen. Dat kost geld, maar het kan ook veel winst opleveren: forensen voor wie het openbaar vervoer en de fiets eindelijk een serieus alternatief zijn.

Stimulus
Met dat proefabonnement en de probeerfiets zijn we vanzelf bij een tweede factor van belang, namelijk een geschikte stimulus. Al sinds 2006 worden forensen met geld of spaarpunten beloond voor spitsmijdingen – en met succes. Hoe groot die prikkel moet zijn, scheelt per project. Hoeveel mensen moeten uit de spits en is er een momentum (‘wegwerkzaamheden, dus chaos’) of is die te creëren?

Maar welke stimulus nodig is, hangt ook af van het individu. Voor een milieubewuste forens is het inzichtelijk maken van de milieuvoordelen van fiets- of OV-ritten al een stimulus op zich. Voor de wat oudere reizigers zijn de gezondheidsvoordelen van (elektrisch) fietsen interessant en dan volstaat wellicht korting op de aanschaf van zo’n fiets als prikkel. Bij studenten spelen overwegingen als gemak en kostenbesparing en kan daar op ingespeeld worden. Enzovoort. Het is dus zaak voor een mobiliteitsmanager om in doelgroepen te denken en om vervolgens doelgroepsgewijs te prikkelen.

In plaats van belonend stimuleren is trouwens ook ‘kortend’ stimuleren een mogelijkheid. Neem parkeervoorzieningen. Vaak kosten die de werkgever en universiteit bakken met geld, terwijl alleen autorijders ervan profiteren. Zou het niet redelijk zijn om die parkeerkosten (deels) op hen te verhalen? Door de betrokkenen vervolgens te wijzen op de besparingen die mogelijk zijn met de fiets of het OV, gaat een deel mogelijk overstag.

Andere factoren
Uiteraard zijn er meer factoren en randvoorwaarden die het succes van mobiliteitsmanagement beïnvloeden, zoals het ontzorgen van de deelnemers, nauw samenwerken met bedrijven in de regio, goede communicatie enzovoort. Maar het punt is duidelijk: door bij de inrichting van een project slim gebruik te maken van het momentum en de juiste stimuli, leg je een stevige basis voor succes. En het mooie is: de gedragseffecten die je bereikt, houden vaak langer aan dan de duur van het mobiliteitsmanagementproject zelf.

____

Tekst: Essencia Communicatie