C-ITS buiten de landsgrenzen

In deze uitgave van NM Magazine beschouwen we C-ITS vanuit een Nederlands en Belgisch perspectief. Maar de wereld houdt niet op bij de landsgrenzen – en C-ITS is bij uitstek een internationale aangelegenheid. Daarom in deze bijdrage een kort overzicht van de grotere Europese initiatieven.



In Europa lopen een aantal grote proeftuinen. In deze internationale projecten werkt vaak een hele reeks aan overheden, kennisinstellingen en bedrijven samen aan een gemeenschappelijke basis, die vervolgens in verschillende use cases wordt gebruikt. Typisch is er dan een overheid of wegbeheerder die zich engageert om dat internationaal testen met C-ITS mogelijk te maken. Het geeft deze partijen de kans om hun eigen dienstverlening te verbeteren, doordat fouten en onnauwkeurigheden veel beter opgespoord worden naarmate de proeftuin (ook) internationale spelers aantrekt.

Een mooi voorbeeld van zo’n Europees initiatief is InterCor. In dit inmiddels afgeronde project werkten zestien partijen uit Nederland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk samen om op een netwerk van internationale (autosnelweg)corridors ‘dag 1’ C-ITS-diensten aan te bieden.
CONCORDA is een soortgelijk project. Nederland en België trekken hierin op met Frankrijk, Duitsland en Spanje om de interoperabiliteit van C-ITS-oplossingen te beproeven. Dit omvat veel testwerk om te kijken in welke mate de gekozen communicatietechnologie diverse diensten kan dragen.
Noordelijk van ons gebeurt er veel in NordicWay. In dit project, dat al vanaf 2015 loopt, werken Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden aan ‘dag 1’- en ‘dag 1,5’-toepassingen.

In bredere context zien we frequent het project C-Roads terugkeren. Eigenlijk is dit meer een amalgaam van projecten, gegroepeerd om het C-Roads Platform. Hierin treedt de Europese Commissie op, samen met een lange stoet aan EU-lidstaten, te weten Nederland, België, Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Noorwegen, Portugal, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. In al deze landen wordt actief gewerkt aan C-ITS-pilootprojecten en -ontwikkelingen.

Dat de Europese Commissie hier veel belang aan hecht, hoeft geen betoog. In deze context is er bijvoorbeeld het CEDR-samenwerkingsverband tussen de lidstaten, waarbij een lidstaat gedurende een bepaalde periode de voorzittersrol op zich neemt. Onder CEDR lopen projecten die aanbevelingen uitwerken voor de Europese Commissie (die dan weer naar de lidstaten doorvloeien) over zaken als zelfrijdende voertuigen en verkeersmanagement, digitale tweelingen, en niet in het minst C-ITS-diensten.

Verder biedt het nieuwe Horizon Europe-kaderprogramma veel kansen om internationale projecten te lanceren waarbinnen C-ITS een rol speelt.

Europabreed
We zien dat de genoemde projecten over heel Europa lopen. Dit is een goede evolutie, want voor C-ITS zijn harmonisatie en interoperabiliteit een harde voorwaarde. Dat is allereerst zo omdat het bepaald onhandig zou zijn als slimme diensten bij het overschrijden van de eerste de beste landsgrens niet meer zouden werken. Maar een ander punt is dat C-ITS mede rust op voertuigtechnologie – en van autoconstructeurs weten we dat zij uit kostenefficiëntie geen systemen opleveren gericht op een enkel land. Ze willen dat hun ontwikkelingen meteen voor bijvoorbeeld heel Europa geschikt zijn. De randvoorwaarden voor C-ITS-ontwikkelingen kunnen zelfs nog sterker zijn, als de autoconstructeur op wereldvlak commercieel actief is.

Een nadeel van de inspanningen door de auto-industrie is wel dat niet alle informatie publiek beschikbaar is, terwijl Europees gesubsidieerde projecten juist open zijn. Als eerste op de markt komen met een goed werkend product is een van de voornaamste redenen voor deze geheimhoudingen: de autoconstructeurs willen hun eigen aanbod scherp en concurrentieel houden.
Dat maakt het voor Europese overheden wel weer extra interessant om samen te werken en inderdaad één ecosysteem en daarmee één blok te vormen. Europa houdt dan de regie in handen.

Zie verder: c-its-deployment-group.eu en car-2-car.org.

____

De auteur
Dr. Sven Maerivoet is onderzoeker bij Transport & Mobility Leuven.