Caspar de Jonge: “Op het vlak van smart mobility hebben we flinke handelingsruimte”

Caspar de Jonge is programmamanager Mobiliteit & Transities van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Vanuit die functie is hij bijna fulltime bezig met smart mobility. Hoe kijkt hij naar de ontwikkelingen? Waar ligt zijn focus? En is het redelijk te verwachten dat smart mobility voor transities naar leefbaar, groen en autoluw gaat zorgen?

Caspar de Jonge loopt al een flinke tijd mee op het ministerie en is ook al heel lang betrokken bij wat we smart mobility zijn gaan noemen. Zo was hij van begin 2011 tot begin 2019 programmamanager van Beter Benutten, waar hij tientallen (slimme) mobiliteitsprojecten en -pilots zag komen en gaan. Ook als programmamanager Mobiliteit & Transities, z’n huidige functie, is het smart voor en smart na. Maar de focus is wel veranderd, legt hij uit.

In welk opzicht?

“De afgelopen jaren stonden in het teken van ontdekken en verkennen. De projecten die we hebben gedaan, waren vaak technologiegedreven: ‘wat kunnen we hiermee, hoe werkt dat en wat levert het op?’ Dat was nuttig en nodig en het heeft ons gebracht waar we nu staan met MaaS, slim verkeersmanagement, navigatie en voertuigdata.1Zie voor een ‘stand van zaken’ Monitor Smart Mobility van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dit rapport is 24 februari 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/02/24/bijlage-2-monitor-smart-mobility. Maar je merkt wel dat al die projecten nog onvoldoende verbonden zijn aan elkaar. Op de laag van data, digitalisering en informatietechnologie bijvoorbeeld ontbreekt vaak de samenhang tussen domeinen en sectoren – dat zijn allemaal gescheiden silo’s. Een punt is ook dat je met elk project weer op nieuwe vragen stuit. Wat betekent zo’n innovatie voor de samenleving? Hoe kun je het borgen? Welke rol krijgen publieke en private partijen? Waar zijn evoluties in wet- en regelgeving nodig? Die vragen zijn nog niet allemaal afdoende of consistent beantwoord.

“We leggen daarom de komende tijd de focus op het verantwoord opschalen van platformtechnologie en het bereiken van de grotere, maatschappelijke doelen voor CO2-reductie, stikstofproblematiek en woningbouw. En daartoe gaan we de samenwerking van rijk met gemeenten, tussen silo’s en met het private domein grootschaliger inrichten, in een ecosysteem dat meerdere domeinen – verstedelijking, verduurzaming, mobiliteit, bouw – verbindt. De inzet van technologie kan dan sneller tot de benodigde resultaten leiden, binnen verantwoorde grenzen van ethiek en databescherming.”

Wat is er al gedaan op dat vlak?

“De Ministerraad heeft net besloten om 85 miljoen euro te investeren in het DMI-ecosysteem, Dutch Metropolitan Innovations, voor mobiliteitsvernieuwing en slimme, duurzame verstedelijking. Bedrijven zullen hierin ruim 40 miljoen investeren en gemeenten zo’n 50 miljoen. Vanuit die verbinding – van kennis en ervaring, maar juist ook van domeinen en sectoren – willen we ervoor zorgen dat steden beter en duurzamer kunnen functioneren. Dat vergt eerst het verkrijgen van digitaal zicht, dan het creëren van inzicht via analyses en toegevoegde intelligentie, en dan het kiezen voor een ander handelingsperspectief qua inrichting en gebruik van steden, verplaatsingsgedrag en inzet en organisatie van vervoermiddelen.

“Daarmee kunnen de ‘faalkosten’ in de bouw bijvoorbeeld aanmerkelijk omlaag: alle betrokkenen in een gebiedsontwikkeling doen immers in dezelfde dataomgeving met elkaar hun werk. En binnen een gebied met een lage parkeernorm kun je samen de hublocatie en -exploitatie inclusief de beschikbaarheid van deelvervoermiddelen goed regelen en digitaal exploiteren.

“Een tweede voorbeeld betreft het Nationaal Toegangspunt Mobiliteitsdata, waar data over wegverkeer, openbaar vervoer, deelmobiliteit en parkeren samenkomen. Er worden daar mooie stappen gezet om die verschillende datasets beter vindbaar, beschikbaar en bruikbaar te maken.

“Verder zitten we in een Europees programma met autofabrikanten en navigatieondernemingen om veiligheidsberichten die slimme auto’s voor hun bestuurders creëren, zoals ‘glad wegdek’, openbaar en deelbaar te maken. En we zijn met EU-steun bezig om vrachtwagens op afstand te besturen via 5G.”

Dat klinkt goed, absoluut. Maar we willen complete transities naar leefbaar, naar groen, naar autoluw. Komen we er dan met organiseren en faciliteren alleen?

“Ik snap je punt: als het allemaal vrijblijvend en vrijwillig is, zal het wel gebeuren, maar duurt het mogelijk te lang. Vergeet alleen niet dat we de urgentie ‘mee’ hebben. We moeten 55% CO2 en 50% stikstof reduceren, plus 900.000 woningen binnenstedelijk realiseren – en dat al in 2030. We hebben nog 2500 dagen, meer niet! Die urgentie voelen wij, maar die wordt brééd gevoeld, merk ik.”

We moeten 55% CO2 en 50% stikstof reduceren, plus 900.000 woningen binnenstedelijk realiseren – en dat al in 2030. We hebben nog 2500 dagen, meer niet!

En als het dan toch te traag gaat?

“Je zaakjes op orde hebben, vertrouwen hebben in elkaars data-activiteiten en het gebruik van data organiseren binnen en tussen domeinen, zijn voorwaarden, dus dat moet sowieso. Dan kun je altijd nog kiezen voor meer sturen of reguleren.

“Dat zie je al in de steden, waar ze af willen van de dominantie van de auto. Die transitie wordt georganiseerd en gefaciliteerd, door in hubs en deelmobiliteit te voorzien bijvoorbeeld, maar gemeenten zijn tegelijkertijd bezig met reguleren: doorgaande routes door het centrum verdwijnen, de parkeertarieven gaan omhoog, het parkeerareaal wordt teruggeschroefd enzovoort. Dat is een logische route om vaart te maken. Maar goed, dat zijn keuzes die politiek en bestuur moeten maken.”

Politieke keuzes vereisen visie. Welke visiestukken gaan de komende jaren de muziek bepalen?

“De G40, het netwerk van veertig gemeenten met meer dan 100.000 inwoners, heeft een plan gemaakt voor duurzame verstedelijking en mobiliteitsvernieuwing. Dat is vorig jaar aangeboden aan de bewindspersonen van IenW, met de wens om tot een goede samenwerking met het rijk te komen. Die ideeën, die onder meer autoluwe steden betreffen, gaan we samen verder uitwerken.

“Vanuit IenW is onze Mobiliteitsvisie 2050 het leidende document. Die is recent aangeboden aan de Tweede Kamer. Je ziet hierin veel gedachtenlijnen uit het G40-plan terugkomen. Ook elementen als ‘gebiedsgericht’ en ‘integraal’, wat ook weer met verbinden te maken heeft, krijgen een centrale plek.”

Dat ‘integraal’ is wel een lastige. We moeten minder afhankelijk worden van de auto, maar we zetten smart mobility ook in om het autoverkeer lekker soepel door te laten stromen. Is dat niet contraproductief?

“Nee. Want dan ga je ervan uit dat we landsbreed autoluw moeten worden en dat is onzin. Geen gebied is hetzelfde: wat in Amsterdam kan en nodig is, is in Zuid-Limburg misschien onverstandig en onuitvoerbaar. Dat idee dat heel Nederland met ‘krantje croissantje’ het ov in moet, is niet waar te maken. We moeten het een doen en het ander niet nalaten. Daarbij moeten we op maat en fit for purpose werken, denkend vanuit de gebruikers.”

Dat idee dat heel Nederland met ‘krantje croissantje’ het ov in moet, is niet waar te maken

Het is wel jammer dat we straks eindelijk beprijzen krijgen, maar in de vlakke vorm. We kunnen het autoverkeer daarmee niet gericht sturen op tijd en plaats.

“Dat heet democratie: we werken met wat gezamenlijk besloten is. Vergeet ook niet dat het beprijzen pas is voorzien vanaf 2030, het jaar met die stevige doelen die ik noemde. Vandaar dat we nu zo op smart inzetten: met beprijzen kunnen we nu weinig en ook pas ná 2030, voor bouwen is geen ruimte en geen geld, dus we gaan vanzelf voor benutten. Op het vlak van mobiliteit, verkeersmanagement, stadsinrichting en mobiliteitsmanagement hebben we flinke ‘handelingsruimte’ en kunnen we nog veel verslimmen en verduurzamen. Daar is echt winst te behalen.”

Daar gaan we het dus mee doen.

“De bottom line is: we zijn bezig met heel veel gekoppelde transities. Dat is ingewikkeld en het vergt veel samenwerking en samenhang. Smart mobility is daarbinnen een van de vele thema’s. Ook daar is die samenhang belangrijk, anders ben je alleen maar met techniek bezig. Dat heeft nu onze volle aandacht.

“Maar inderdaad, ik ben positief gestemd. Wat smart mobility betreft, doen we het internationaal goed. ‘Die bereiken daar wat’, hoor ik dan. Iedereen ziet ook wel, dat we als mobiliteitssector heel veel kunnen betekenen voor duurzaamheid, zeker als we dit koppelen aan verstedelijking. Daar gaan we voor.”