Als organisaties federatief samenwerken, combineren ze verbondenheid met autonomie. Ze hebben een gemeenschappelijk doel en zijn wederzijds afhankelijk, maar zonder strakke centrale regie of controle. Maakt dat federatief werken tot iets vrijblijvends? Zeker niet, aldus Job Birnie van Goudappel en Jaap Groenendijk van TwynstraGudde. Professionele governance en actief verbindingswerk horen net zo goed bij federatief werken.
In ons vakgebied kan federatief samenwerken tot veel moois leiden. Sneller en flexibeler oplossingen ontwikkelen en onderhouden bijvoorbeeld. Innovatiever en efficiënter werken. Samen diensten en systemen opzetten die robuust en schaalbaar zijn. En bij dit alles je zelfstandigheid behouden. Klinkt goed, toch? De vraag is alleen hoe je deze beloften ook in de praktijk waar kan maken. Oftewel: hoe voorkom je dat vrijheid verzandt in vrijblijvendheid?
Hoe voorkom je dat vrijheid verzandt in vrijblijvendheid?
Impact maken
Kijk naar de ontwikkeling van een robuuste dataketen. Betrouwbare data zijn cruciaal voor effectief verkeersmanagement – dat weten we al meer dan een decennium. Een voorbeeld is de dataketen voor wegwerkzaamheden. Aannemers en wegbeheerders voeren correcte en actuele data in, serviceproviders gebruiken die data om automobilisten te informeren en adviseren, en automobilisten volgen het routeadvies op. Dat is althans de theorie. Maar de praktijk?
De datakwaliteit schiet nog steeds tekort en ketenregie ontbreekt. Afspraken, standaarden, protocollen – we hebben ze, maar naleving blijft lastig. Zelfs een simpele boodschap als ‘De weg is nu dicht’ raakt verloren zonder een strakke focus op gedeelde verantwoordelijkheid voor kwaliteit en betrouwbaarheid.
Ondertussen willen we alleen maar meer. Denk aan de maatschappelijk gewenste routes. Mede dankzij projecten als Verkeersmanagementinformatie voor Routeadvies, VM-IVRA, hebben wegbeheerders en serviceproviders hier interessante vooruitgang geboekt.1VM-IVRA heeft als doel overheidsinformatie over verkeersmanagement te delen met serviceproviders. Het project wordt uitgevoerd onder de vlag van het Landelijk Verkeersmanagementberaad (LVMB) en het Directeurenoverleg Digitale Transitie Mobiliteit (DO DTM). Eén onderdeel van de VM-IVRA-portefeuille zijn schoolzones. In de ideale wereld brengen de wegbeheerders ze in kaart en serviceproviders navigeren eromheen. Maar hoe ver willen en kunnen serviceproviders daarin gaan?
Op dit moment kunnen ze automobilisten op basis van de data over schoolzones waarschuwen. Een stap verder is het actief omleiden van verkeer rond schoolzones. Soms gebeurt dat al impliciet: categorisering en snelheidslimiet van wegen nabij scholen hebben immers invloed op de routekeuze. Maar expliciet omleiden? Dat hangt af van hoe goed de algoritmes rekening houden met schoolzones, of de scholen langs een doorgaande route liggen of niet, en wat de alternatieve routes en hun extra reistijd zijn. Daarnaast speelt de implementatie een rol. Hoe complex is dat? Is zo’n in-car dienst verplicht of optioneel? En stel dat alles werkt zoals bedoeld en alle ketenpartners hun best doen. Wat als er dan toch veel sluipverkeer langs een school rijdt? Waar kan de school dan aankloppen?
Organiseren…
Als we de beloftes van federatief samenwerken willen waarmaken – oftewel: problemen als hierboven geschetst willen oplossen – vraagt dat om een professionele governance.
Anders dan ‘eigen autonomie behouden’ suggereert, komt daar eerst en vooral veel organiseerwerk bij kijken. Neem het nieuwe Digitaal Stelsel Mobiliteitsdata, DSM. De minister van Infrastructuur en Waterstaat gaf in mei 2023 opdracht dit stelsel uit te werken, juist omdat het bij mobiliteitsdata nog te veel ontbreekt aan integrale sturing. Want op basis van best effort komen er wel mobiliteitsdata beschikbaar, maar die zijn niet altijd bruikbaar. Ze zijn soms incompleet, de kwaliteit ervan varieert en na afloop van (innovatie)programma’s is de beschikbaarheid vaak onvoldoende geborgd. Hoewel er substantiële publieke uitgaven mee gemoeid zijn, ontbreken namelijk afspraken over structurele financiering.
Om deze problemen aan te pakken zijn binnen het stelsel nieuwe rollen en organisatorische functies gedefinieerd. Die gaan niet alleen over organisaties die hun eigen autonomie behouden, zoals bij de rollen ‘bronhouder’ en ‘afnemer’, en functies als ‘national access point’, ‘consolidator’ en ‘verstrekker’. De echt nieuwe rollen en functies richten zich juist op het organiseren van het stelsel als geheel: ‘toezichthouder’ en ‘stelselverantwoordelijke’ (rollen), ‘intermediair’ en ‘ketenregisseur’ (functies). Een professionele governance staat immers voor een duidelijke, niet-vrijblijvende manier van samenwerken volgens landelijke afspraken. Dat vraagt om een toezichthouder die er onafhankelijk op toeziet dat alle organisaties binnen het stelsel in overeenstemming met de afspraken opereren. En om een ketenregisseur die organisaties kan aanspreken op het functioneren van dataketens.
Een professionele governance staat voor een duidelijke, niet-vrijblijvende manier van samenwerken volgens landelijke afspraken.
… en verbinden
In de tweede plaats komt er bij een professionele governance veel verbindingswerk kijken, zeker met ambities als sturen op de maatschappelijk gewenste route. In zijn boek De logica van de lappendeken (2025) benadrukt Hans Vermaak het belang hiervan. Vermaak parafraserend is er over eigen autonomie behouden al heel wat bekend. Maar verbindingswerk is minder ontgonnen terrein, zeker in de (technische) wereld van verkeersmanagement. Dat verdient dus onze volle aandacht.
Daar komt bij dat het belang van verbindingswerk alleen maar groeit als de ambities groeien. Denk aan nieuwe regels in de gewijzigde verordeningen voor realtimeverkeersinformatiediensten (RTTI) en multimodale reisinformatiediensten (MMTIS). Volgens die regels moeten organisaties afspraken maken over kwaliteitseisen en samenwerken om die eisen ook te halen. Informatiediensten moeten vervolgens op die accurate mobiliteitsdata zijn gebaseerd.
Interessant in dit verband is het in Socrates2.0 ontwikkelde raamwerk voor samenwerken, het cooperation framework – zie ook bijgaande figuur. Dit raamwerk maakt goed duidelijk dat verbindingswerk twee kenmerken heeft.
De eerste is dat verbindingswerk deel is van het werk van iedereen. Zo zitten alle autonome organisaties aan de strategietafel. Het zoeken en bepalen van gemeenschappelijke doelen zijn taken en verantwoordelijkheden van alle organisaties samen.2Soms wordt dit verbindingswerk belegd bij een intermediair of ketenregisseur. Dit brengt het risico met zich mee dat de anderen zich er minder verantwoordelijk voor voelen.
Een tweede kenmerk is dat het verbindingswerk voortdurend doorgaat. Het belang van verbindingswerk bij de start, als er bijvoorbeeld een nieuwe dienst wordt gelanceerd, ligt voor de hand. Afstemming tussen autonome organisaties is dan nodig om elkaars beweegredenen beter te begrijpen, te snappen wat in een bepaalde situatie wel en niet mogelijk is enzovoort. Dat is ook een belangrijke les van projecten als het eerder genoemde VM-IVRA en Slim Sturen. Zo laat de evaluatie Slim Sturen Logistiek zien dat routeadvies om vrachtauto’s weg te houden van bepaalde ‘kwetsbare’ wegen zeker potentie heeft, maar dat voorkeursroutes hiervoor niet het juiste instrument zijn. Deelnemende gemeenten en logistieke IT-leveranciers hebben toen samen de keuze gemaakt om te werken met te vermijden gebieden, de contramal van voorkeursroutes.
Dat is nuttig verbindingswerk bij aanvang. Maar ook in de verdere samenwerking blijft verbindingswerk essentieel. Denk aan de andere intermediaire rollen in het Socrates2.0-raamwerk: de netwerkmonitor, de netwerkmanager en de assessor. Denk ook aan bijsturen als taak en verantwoordelijkheid aan de strategietafel. Netwerkmanagement is ‘proceswerk’ dat meer verwantschap heeft met beheer en onderhoud (assetmanagement) dan met tijdelijke projecten van aanleg.

Het in Socrates2.0 ontwikkelde raamwerk voor samenwerken is hiermee onverminderd actueel. Samen met de resultaten en lessen van VM-IVRA vormt het dan ook een belangrijke bouwsteen voor het project Draaiende Ringen. Verkeersmanagement krijgt in dit project, dat is gekoppeld aan de woningbouwopgave, landelijk een plek op hoog niveau.
Het in Socrates2.0 ontwikkelde raamwerk voor samenwerken is onverminderd actueel.
Tot slot
Federatief samenwerken aan netwerkmanagement vraagt om méér dan alleen autonomie en goede intenties. Het vereist een sterke governance met actief verbindingswerk om de beloften waar te maken en écht impact te realiseren op en rond onze wegen. Er is dus werk aan de winkel – maar gelukkig liggen de instrumenten klaar.
___
De auteurs
Ir. Job Birnie is senior adviseur Verkeersmanagement bij Goudappel.
Ir. Jaap Groenendijk is directeur TwynstraGudde Mobiliteit & Infrastructuur.
Met dank aan Ronald Adams, Rijkswaterstaat, voor zijn suggesties.