Minder Hinder-aanpak bij wegwerkzaamheden werkt

Tijdens het plannen en uitvoeren van groot onderhoud aan het hoofdwegennet streeft Rijkswaterstaat uiteraard naar zo min mogelijk hinder voor de weggebruiker. De dienst maakt daarbij al enige jaren gebruik van de zogenoemde MinderHinder-aanpak. Maar hoe effectief zijn die inspanningen op het gebied van communicatie, mobiliteitsmanagement en verkeersmanagement? De auteurs van deze bijdrage doken in de evaluaties van enkele recente onderhoudsprojecten in regio Zuid-Holland.

 
Werkverkeer
 
Om de hinder tijdens groot onderhoud aan het Zuid-Hollandse wegennet tot een minimum te beperken, werken de Verkeersmanagementcentrale Zuidwest-Nederland, de verkeerskundigen van het wegendistrict West-Nederland Zuid (WNZ), de omgevingsmanagers van de uitvoerende projecten en de aannemers nauw samen. Het is voor hen steeds zoeken naar de juiste balans tussen hinder voor de weggebruiker, kosten van de mogelijke hinderbeperkende maatregelen en de uitvoerbaarheid van de wegwerkzaamheden. Een belangrijk houvast hierbij is de zogenoemde MinderHinder-aanpak die alle Rijkswaterstaat-regio’s al enige jaren hanteren.

MinderHinder-aanpak
Kort gezegd komt de MinderHinder-aanpak op het volgende neer:

  • Eén tot twee jaar voorafgaand aan de uitvoering worden de slots en werkbare uren vastgesteld. Door hierover vroeg in overleg te gaan met andere wegbeheerders wordt voorkomen dat verschillende wegwerkzaamheden elkaar in de weg zitten.
  • Zo’n 13-26 weken van tevoren wordt de omgeving geïnformeerd via workshops en sites als vanAnaarBeter.nl. Dit is ook het moment dat het opstellen van het regelscenario wordt gestart.
  • Vlak voor de uitvoering, 1-2 weken ervoor, start de intensieve communicatie met weggebruikers, via onder meer borden langs de weg en (sociale) media.
  • Tijdens de uitvoering zijn verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement de belangrijkste instrumenten. De verkeerscentrale informeert en begeleidt het verkeer, leidt het om over alternatieve routes en voert incidentmanagement uit. Om de druk op het wegennet te ontlasten, wordt bij grote werkzaamheden ook voorzien in mobiliteitsmaatregelen als extra openbaar vervoer.
  • Na de uitvoering wordt elk project geëvalueerd om in de toekomst de MinderHinder-aanpak te kunnen verfijnen.

Klik op de figuur voor een vergrote weergave.
Klik op de figuur voor een vergrote weergave.
Het is vooral de combinatie van slim plannen, gericht communiceren en het doordacht managen van de mobiliteit en het verkeer die zoden aan de dijk zet, zo blijkt uit de ervaringen met deze aanpak. Maar hoe groot zijn de effecten precies? Als vaste adviseur van de Verkeersmanagementcentrale Zuidwest-Nederland heeft Sweco (toen nog onder de naam Grontmij) de afgelopen tijd verschillende groot-onderhoudprojecten geëvalueerd. Dat heeft interessante cijfers opgeleverd – zie de tabel hieronder.

Een mooi voorbeeld zijn de wegwerkzaamheden op de A16 aan de Van Brienenoordbrug in de zomer van 2015. Ten behoeve van onderhoud is de parallelbaan van de Van Brienenoordbrug gedurende negen aaneengesloten dagen afgesloten: van dinsdag 21 juli om 22.00 uur tot vrijdag 31 juli 05.00 uur. De vertraging zonder maatregelen werd geschat op 30-60 minuten.
Om deze hinder te beperken is conform de MinderHinder-aanpak flink ingezet op communicatie in radio, tv en krant, op mobiliteitsmanagement met onder meer waterbussen, en op verkeersmanagement met behulp van regelscenario’s, omleidingen en vooraankondigingen. Dankzij deze inspanningen is de spitsintensiteit tijdens de werkzaamheden gedaald van 10.000 (het gebruikelijke gemiddelde, richting van zuid naar noord/Rotterdam) naar 6.000 voertuigen per uur, oftewel minus 40%. De hinder bleef zo beperkt tot 10 minuten vertraging. De vertraging tijdens de werkzaamheden was hiermee zelfs minder dan de vertraging tijdens een gewone spits!

Dat het project Van Brienenoordbrug niet op zichzelf staat, bewijzen de resultaten bij andere werkzaamheden: 25-40% eraf op het werkvak is geen uitzondering.

Conclusie
De aanpak MinderHinder blijkt dus zeer effectief: in elk van de genoemde Zuid-Hollandse voorbeelden brengt het plannen, communiceren en managen de vertraging ruim binnen de gestelde doelen. Duidelijk is ook dat weggebruikers keurig andere routes rijden, ook bij de gedeeltelijke afsluitingen, en dat ze daarbij hoofdzakelijk kiezen voor de vooraf bepaalde route-alternatieven. De ervaring met MinderHinder is bovendien al zo groot, dat er vooraf goede inschattingen worden gemaakt van de ‘resthinder’.

Al met al hebben Rijkswaterstaat en de betrokken partijen een prima modus gevonden om de kwaliteit van het wegennet op peil te houden – zonder dat de weggebruiker daar al te veel last van heeft.

___

De auteurs
Jolanda van Gool MSc. is adviseur Mobiliteit bij Sweco.
André Ketting is operationeel verkeerskundige bij de Verkeersmanagementcentrale Zuidwest-Nederland.