Rijkswaterstaat onderzoekt ‘meestraalwegverlichting’

Aan wegverlichting geen gebrek op de Nederlandse wegen. Toch blijft het soms flink turen in het donker – zeker als het wegdek ook nog eens nat is. Rijkswaterstaat laat nu onderzoeken of zogenaamde meestraalwegverlichting, ook wel probeam genoemd, soelaas kan bieden.

Bij het autorijden zijn we compleet afhankelijk van visuele informatie. Het gaat er hierbij niet alleen om dat we onze directe omgeving waarnemen, maar ook dat we ver genoeg vooruit kunnen kijken. Als we op een bijzondere situatie afrijden, zoals een scherpe bocht of rotonde, hebben we immers tijd nodig om ons te oriënteren en een eventuele actie (sturen, remmen, schakelen) te ondernemen. Veiligheidsexperts hanteren als vuistregel dat we een oriëntatietijd nodig hebben van zo’n tien seconden. Als een weggebruiker 100 km/u rijdt, moet hij of zij de bijzondere situatie dus al vanaf 300 meter afstand kunnen zien.

Als het donker is…
Die zichtafstand is overdag meestal geen probleem, maar ’s avonds en ’s nachts zijn we afhankelijk van voertuig- en wegverlichting om andere weggebruikers en de weg zelf goed te onderscheiden.
Onze ogen nemen vooral contrasten gemakkelijk waar. Overdag is een contrast van 1:3 voldoende, maar ’s nachts moet dit meer dan 1:10 zijn. Wegmarkeringen komen daar van zichzelf niet aan en worden daarom voorzien van glaspareltjes. Die reflecteren het licht van de koplampen in een smalle lichtbundel terug, de zogenaamde retroreflectie. Dat werkt op zich prima, maar een koplamp schijnt in de dimstand maar zo’n 50 meter ver. De wegverlichting zoals we die nu kennen, schijnt uit de verkeerde richting om dit te compenseren.

Probeam
Maar voor eenrichtingsverkeer en voor wegen met (ruim) gescheiden rijbanen – dat laatste is het geval bij een flink deel van het snelwegennet – lijkt zich een even simpele als slimme oplossing aan te dienen: meestraalwegverlichting. Dit nieuwe type led-verlichting straalt in dezelfde richting als de koplampen, in de rijrichting (vandaar ook de restrictie van eenrichtingsverkeer en/of ruim gescheiden rijbanen: de verlichting zou voor tegemoetkomend verkeer juist hinder opleveren). De wegmarkering wordt daardoor zo aangeschenen dat de retroreflectie goed zichtbaar is voor de automobilist. De meestraalwegverlichting, in het Engels beter bekend als probeam, zou daarmee een aanvulling zijn op de koplampverlichting van de auto, werkzaam van 50 tot ca. 300 meter vooruit.
Doordat de armaturen niet meer in de ogen schijnen, verblinden ze de weggebruiker bovendien niet en zijn de ogen beter in staat zich aan het lage lichtniveau aan te passen. Verder leidt probeam tot minder strooilicht op de voorruit en zal een nat wegdek minder spiegelen. Bij goed afgestelde armaturen en goede wegmarkeringen kan probeam ook met lagere lichtniveaus toe.

Meestraalwegverlichting biedt echter niet alleen kansen met het oog op de menselijke weggebruiker. Auto’s met rijtaakondersteuning en zelfrijdende auto’s zijn immers ook afhankelijk van visuele informatie – van goed zichtbare wegmarkeringen bijvoorbeeld. Mogelijk kan deze lichtinnovatie ervoor zorgen dat het operational domain waarbinnen de rijtaakondersteuning of de zelfrijdende auto functioneert, kan worden opgerekt.

Onderzoek
Voor Rijkswaterstaat waren deze beloften aanleiding om meestraalwegverlichting of probeam nader te onderzoeken. Dat is overigens ook noodzakelijk, wil de nieuwe verlichting ooit langs snelwegen gebruikt kunnen worden: het werken met bijvoorbeeld lagere lichtniveaus zal eerst voor de normcommissies moeten worden aangetoond.

In 2019 heeft Rijkswaterstaat de Katholieke Universiteit Leuven, een autoriteit op het gebied van lichttechnologie, verzocht wetenschappelijk onderzoek te doen naar de geschiktheid van probeam. De universiteit werkt hierbij samen met TU Eindhoven, het Nederlands Herseninstituut (NIN) en met de fabrikanten Signify, Innolumis, Triflex en 3M. Het onderzoek, dat ook pilots omvat, is nog in volle gang en zal tot zeker 2023 lopen. Het onderzoek door KUL richt zich vooral op de menselijke weggebruiker, maar als de probeam inderdaad meerwaarde biedt, liggen vervolgonderzoeken gericht op automatische voertuigen voor de hand. Wordt vervolgd!

____

De auteur
Willem Zandvliet is adviseur Innovatie en markt bij Rijkswaterstaat.