Gelezen: Het recht van de snelste

De Correspondent brengt op 26 mei 2020 het boek Het recht van de snelste uit, geschreven door journaliste Thalia Verkade en UvA-hoogleraar Marco te Brömmelstroet. Het boek gaat over verkeer – en dan vooral over de nogal prominente plek die de auto heeft veroverd in de publieke ruimte. Dat moet anders, betogen ze.

Het boek is niet bedoeld als vakliteratuur. Marco te Brömmelstroet is weliswaar hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), maar in Het recht van de snelste is hij vooral degene die uitdaagt en vragen stelt. De hoofdauteur en verteller is Thalia Verkade, een journaliste die geen verkeerskunde maar Russische literatuur heeft gestudeerd.

Toch is het juist dat ‘niet-incrowd’ dat het boek interessant maakt voor het vakgebied. De wat verbaasde blik van buitenaf van Verkade laat verkeersprofessionals weer eens kritisch kijken naar wat als gangbaar en de norm wordt beschouwd.

Files en asfalt
Neem het fileprobleem. Dat wordt nog altijd, als verkeersmanagement niet meer toereikend is, met wegverbredingen en andere capaciteitsuitbreidingen opgelost. Maar is dat zinvol? Verkade maakt kennis met de fundamentele filewet (nieuwe wegen trekken nieuw verkeer aan) en de reistijdconstante (hoe vlotter we reizen hoe verder we reizen). Waarom dan toch die bijna vanzelfsprekende keuze voor asfalt, vraagt ze zich af.

Het onvoorzichtige kind
Verkade wordt nog wat activistischer (zonder overigens vervelend te worden) als ze zich verdiept in de vraag van wie de straat is. In een interessant geschiedeniscollege vertelt ze hoe de auto, als symbool van vrijheid en voortuitgang, zich honderd jaar geleden in korte tijd wist op te werken van gast tot baas op straat. Niet de machine maar de mens paste zich aan: aan de kant blijven, goed uitkijken en nooit zomaar oversteken.

Dat is ook ons zo goed ingepeperd door ouders en VVN, dat we bijna als vanzelf vanuit het perspectief van de auto denken en praten. Kijk bijvoorbeeld hoe de media berichten over de 660 dodelijke verkeersslachtoffers plus 20.000 ernstig gewonden per jaar. Veel ongevallen halen alleen de krant als ze tot een file hebben geleid – alsof oponthoud het grote probleem is. Er wordt niet in termen van mensen maar van voertuigen bericht: ‘Busje ramt auto’. En als er een fietser of voetganger bij een auto-ongeval betrokken is, wijst het nieuwsbericht vaak subtiel op de rol van het slachtoffer: het kind stak zonder te kijken over, de fietser zat te appen. We zien niet autorijden maar spelen en appen als gevaarlijk.

De zelfrijdende auto?
Natuurlijk is er al veel gedaan voor verkeersveiligheid (in de jaren ‘70 vielen er meer dan 3000 verkeersdoden per jaar) en ook in de toekomst is er dankzij slimme diensten en automatisering vast winst te behalen. Maar dan nog. Car sharing, ride hailing en straks zelfrijdende auto’s zijn slechts een continuering van een systeem dat de machine centraal stelt, schrijft Verkade.

Ze kijkt dan ook liever naar initiatieven als in Parijs, waar de autoweg langs de Seine wordt teruggegeven aan de wandelaar en fietser. En ze wijst hoopvol op de jaren zeventig, toen we in Nederland in opstand kwamen tegen nog meer auto’s in de stad – en we de basis legden voor ons unieke landelijk dekkende fietsnetwerk. Het kan dus wel, de straat terugveroveren, wil ze maar zeggen.

Winst
Wat moeten we met deze bespiegelingen? In de verkeersmanagement- en smart mobility-praktijk van alledag zullen we er niet altijd wat mee kunnen. Maar kritisch kijken naar wat ongemerkt de norm is geworden, kan nooit kwaad. Als we van het boek alleen zouden overhouden dat de auto niet de baas op straat hoeft te zijn, is dat al winst.

Het recht van de snelste is vanaf nu al te reserveren op corr.es/snelste.