Ruim baan voor de fiets

De fiets doet het al jaren goed in de stad. Dat creëert wel wat problemen, maar voor de stad is verkeersdruk door fietsers nog altijd verre te prefereren boven verkeersdruk door auto’s. Dus waar zit ruimte om meer stappen voorwaarts te doen? En hoe eventuele fietsproblemen aan te pakken? De auteurs pleiten voor een fietsgerichte kijk binnen urban mobility.
 
De fiets is er in rap tempo in geslaagd uit te groeien tot hét stedelijke vervoermiddel. In de centrale gebieden van grote en middelgrote steden wordt meer gefietst dan autogereden. In Amsterdam geldt dat zelfs voor de hele stad.

 
 

Van autoluw naar autovrij
Maar hoe vangen we die (gerealiseerde en nog komende) groei van fietsers op? Dat is toch vooral een kwestie van kiezen: meer ruimte voor fietsers op de weg en in de lichtenregeling, en fietsparkeren in plaats van autoparkeren. Fietsen wordt daarmee de norm – auto’s zijn ‘te gast’. Dat principe kan ver gaan: van autoluw naar autovrij, van gemengd gebruik naar autoluw, van carcity naar een gemengde stad in de randen.

We kunnen nog verder. Eén mogelijkheid is om aan te sluiten op de deeleconomie die in opmars is: van bezit naar beschikbaarheid. Welke kansen zouden er dan ontstaan? Het scheelt in ieder geval een overdaad van wachtende fietsen bij het station en het garandeert de fietser een parkeerplek dicht bij de bestemming. Snelle deelfietsen voor de ‘last mile’ als aanvulling op een grofmazig openbaar vervoer zijn bovendien veel goedkoper dan (stinkende) stadsbussen. Moderne apps en hulpmiddelen maken een fietstocht daarbij betrouwbaarder en voorspelbaarder, of het nu gaat om het voorspellen van het weer (nat pak?) of de fietstijd.

‘Ga toch fietsen’
Aandachtspunten zijn er echter ook. Op het platteland, in de krimpgebieden, maar ook in sommige buitenwijken daalt het fietsgebruik juist. Minder jongeren, grotere afstanden, minder fietsverplaatsingen. Daar is dus een ander systeem nodig. De elektrische fiets kan een rol spelen, net als de keten fiets-ov-fiets of auto-fiets, waarbij de reiziger aan de rand van het stadscentrum overstapt (P+Fiets). Zo gebeurt het al in het Deense Odense, waar ze zeggen: ‘Prima dat je met de auto naar de stad komt, maar in de oude stad moet je fietsen.’

Een ander punt is de veiligheid. Het is belangrijk te blíjven investeren in de veiligheid van fietsvoorzieningen en in het beperken van ‘ontmoetingen’ tussen auto en fiets. Anders gezegd: in de echt aantrekkelijke fietsstad is er ruimte om op je fiets domme dingen te doen. Laten we overigens niet vergeten dat de gezondheidswinst van meer en langer fietsen ruimschoots opweegt tegen de grotere kans op een ongeval wanneer je op de fiets stapt.

Aan de slag
Hoe kun je als stad de groei van het fietsverkeer echt ruim baan geven? We noemen een paar punten waar een gemeente morgen al mee kan beginnen:

  1. In de stad is het zelden ‘en-en’, maar meer ‘of-of’. Durf dan te kiezen voor de fiets, ook financieel.
  2. Houd vol, wees consistent en consequent.
  3. Bekijk het breder: mobiliteit is slechts een middel. Een vitale stad met een vitale bevolking is het doel.
  4. Verdeel je verkeersbudgetten meer naar aantal gebruikers of verplaatsingen.
  5. Richt je op de stad, maar vergeet de aantakking naar het ommeland niet.
  6. Faciliteer de fiets met goede stallingen en voorzieningen.
  7. Schaf knellende regels af. Kan een stedelijke verdichting niet zonder (veel) autoparkeerplaatsen?
  8. Omarm deelsystemen.
  9. Gebruik-game-elementen. Welke buurt heeft de meeste fietsritten?
  10. Vergroot de aantrekkelijkheid van de fietsrit, bijvoorbeeld door een betere doorstroming op veelgebruikte fietsroutes met ITS.

 
____
 
De auteur
Rico Andriesse is adviseur Mobiliteit en Ruimte bij Goudappel Coffeng.
Birgit Cannegieter is projectmanager Mobiliteit/Fiets bij APPM.