‘Tem de robotauto’ – of toch maar niet?

Het rapport Tem de robotauto van het Rathenau Instituut werd begin oktober 2014 breed opgepikt in de media. Dat was mede te danken aan de stevige stellingname in het rapport: robotauto’s als de Google-car zijn een potentiële bedreiging voor de coöperatieve auto’s waar Europa aan werkt. Maar klopt het beeld dat de onderzoekers schetsten?

Het Rathenau Instituut geeft gevraagd en ongevraagd advies aan onder meer parlement, regering en beleidsmakers over ontwikkelingen in de wetenschap en technologie. Vorig jaar nog informeerde het de Tweede Kamer over de steeds slimmere auto in het rapport Op advies van de auto. In het nieuwe rapport kijken ze nog een stukje verder en richten ze zich op de zelfsturende auto.

Advies
De onderzoekers van het instituut onderscheiden twee ontwikkelingspaden naar de zelfsturende auto. Allereerst is er het Europese en nadrukkelijk ook Nederlandse pad van de coöperatieve auto met in treintjes rijden als belangrijk kenmerk. Dankzij hun coöperatieve karakter zullen deze auto’s de doorstroming, veiligheid en leefbaarheid (minder uitstoot) fors verbeteren, zo is de verwachting. Daartegenover stelt het rapport het Amerikaanse pad van de zelfstandige robotauto, de ‘Google-car’. Omdat deze auto niet coöperatief is, zijn hun voordelen voor bijvoorbeeld leefbaarheid minimaal, aldus de onderzoekers. Zij zien de zelfstandige robotauto dan ook als een potentiële dreiging, een ‘disruptieve innovatie’, die ook nog eens onze investeringen in coöperatieve auto’s in de wielen rijdt.
Omdat het Instituut ook in politiek Nederland een verhoogde interesse in de zelfstandige robotauto waarneemt, adviseert het de beleidsmakers nog maar eens om stevig in te blijven zetten op het coöperatieve pad. Het rapport pleit onder meer voor consolidatie van Nederland als gerenommeerd testland en voor optimale investeringscondities, zowel fiscaal als juridisch. Tegelijkertijd zouden er (coöperatieve) voorwaarden aan de robotauto moeten worden gesteld, mocht die in Europa op de markt komen. Andere adviezen in het rapport betreffen het reguleren van mobiliteitsdata en het betrekken van belanghebbenden, zodat de zelfsturende auto ook maatschappelijk geaccepteerd wordt.

Kanttekeningen
Aan de adviezen als zodanig is weinig mis. Dat de overheid wordt opgeroepen om vooral dóór te gaan op de ingeslagen weg, kun je alleen maar toejuichen. Maar wat te zeggen van de achterliggende argumentatie? Die wringt op een aantal punten.
Een eerste kanttekening die je kunt plaatsen, betreft het onderscheid dat het rapport maakt tussen het ‘Europese pad van coöperatieve auto’s’ en het ‘Amerikaanse pad van robotauto’s’. Dat lijkt een wat boude tweedeling. De Verenigde Staten zetten hard in op coöperatief rijden en ze doen daarbij niet onder voor Europa. Het is Google die druk is gaan experimenteren met zelfsturende auto’s en daarbij steeds slim de publiciteit opzoekt. En ja, dat bedrijf komt toevallig uit de VS.
Een tweede punt is dat de onderzoekers de coöperatieve auto en de zelfstandige robotauto wel erg nadrukkelijk naast elkaar plaatsen. De werkelijkheid is dat ook op het coöperatieve pad de auto vol wordt gestopt met autonome systemen (robotsystemen, zo je wil). Die autonome systemen zijn verantwoordelijk voor de rijtaakondersteuning en zullen uiteindelijk ook het zelfstandig rijden mogelijk maken. De coöperatieve component moet je vooral zien als een additionele sensor en actuator – en niet als de kern van de technologie. Als het gaat om het ‘eindproduct’ van het Europese ontwikkelingspad en het Amerikaanse, nee, excuses: Google-ontwikkelingspad, dan zijn er dus nauwelijks verschillen tussen de coöperatieve zelfrijdende auto en de robotauto. Google merkt in dit verband terecht op dat het het coöperatieve element altijd nog kan toevoegen.
Zijn er dan geen verschillen tussen de ontwikkelingspaden? Jazeker, maar die zijn er dus vooral nú. De ‘coöperatieve lijn’ is om auto’s geleidelijk aan slimmer en zelfstandiger te maken. Het punt van zelfstandig rijden is op deze lijn nog niet bereikt, maar je kunt in de tussentijd wel gewoon met je auto de snelweg op. De Google-strategie is om in één klap over te gaan naar zelfstandig rijden. Die aanpak heeft een eerste robotauto opgeleverd, maar die is bij lange na niet in staat om met 130 over de snelweg te zoeven: het prototype rijdt maximaal 40 km/uur en is bedoeld voor korte ritjes in een stedelijke omgeving. Volgens Google zal het nog jaren duren eer hun robotauto echt overal driverless kan rijden – waarschijnlijk ongeveer net zo lang als de auto op het coöperatieve pad nodig heeft om zelfstandig te leren rijden.

De crux
Het rapport maakt dus zonder veel reden onderscheid tussen Europees en coöperatief enerzijds, en Amerikaans en robotauto anderzijds. Dat is echter niet waar de discussie zich op zou moeten richten. De crux is dat de overheid verantwoordelijk is voor maatschappelijke belangen als bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Om die belangen veilig te stellen moeten overheden op internationaal (Europees of groter) niveau nauw samenwerken met de industrie om tot zinvolle oplossingen te komen, zoals coöperatieve systemen. Maar de regie en de ‘druk’ – financieringen, subsidies, waar nodig wettelijke maatregelen – om die oplossingen ook echt door te zetten, moeten vanuit de overheid komen. Die druk is net zo hard nodig voor nieuwkomers als Google, als voor de ‘reguliere’ auto-industrie op het coöperatieve pad.
Wat dat betreft hoeft de robotauto niet getemd te worden. Het feit dat Google aan het experimenteren slaat met zelfstandige auto’s, zoals de auto-industrie trouwens ook gewoon doet, is alleen maar positief. Wie weet zorgt het voor interessante doorbraken richting de compleet zelfstandige auto! Wat wel nodig is, is dat de overheid goed bij de les blijft, en dat geldt des te meer voor een klein land zonder auto-industrie als Nederland. Het rapport merkt terecht op dat de auto-industrie mondiaal van aard is en dat het niet meevalt om te ‘sturen’ of tot afspraken te komen. Dat beklemtoont nog maar eens hoe belangrijk het is dat Nederland een vooraanstaand speler blijft op het gebied van coöperatieve technologieën en diensten, want dan is onze invloed in ieder geval maximaal. Dus overheid: tem niet de robotauto, maar tem elke drang om je terug te trekken van het coöperatieve pad. Met dát deel van het rapport kun je het alleen maar hartgrondig eens zijn.

Het rapport ‘Tem de robotauto’ is hier te downloaden