Stand van zaken:
Corona en verplaatsingspatronen

In een eerdere bijdrage konden we veelzeggende cijfers laten zien over de snelle verandering van verplaatsingspatronen in het eerste deel van de coronacrisis. Maar hoe hangt de vlag er in november 2020 bij, na bijna negen maanden virus? De auteurs putten uit de data van het Nederlands Verplaatsingspanel en geven een update.

Het Nederlands Verplaatsingspanel, NVP, meet de mobiliteit en de activiteiten van op dit moment zo’n tienduizend Nederlanders. Die worden niet af en toe bevraagd, maar via smartphones voortdurend gevolgd, dag in dag uit, week in week uit. Op dit moment bevat het NVP (geanonimiseerde) gegevens over ruim zeven miljoen verplaatsingen, met informatie over gebruikte modaliteiten, reistijden en verblijfs- en bezoeklocaties.

Reistijd en afstand
Wat leert een analyse van de NVP-gegevens over de verplaatsingspatronen in de aanhoudende coronacrisis? De figuren 1 en 2 tonen per modaliteit de tijd die we op een dag reizend doorbrengen en de reisafstand.

Bij de auto zijn de gevolgen van de ‘intelligente lockdown’ goed terug te zien. De gemiddelde reisafstand van de panelleden halveerde van 30 à 35 autokilometers begin maart 2020 naar zo’n 15 kilometer begin april. Maar na dat dieptepunt herstelde het autoverkeer zich langzaamaan en medio september tikten we bijna (maar niet helemaal) het oude niveau aan. De tweede golf en de ‘gedeeltelijke lockdown’ waar we nu in zitten, zien we veel minder in de figuur terug. Het advies is opnieuw om zoveel mogelijk thuis te blijven, maar kennelijk is de schrik er een beetje af.

De andere modaliteiten laten een wat afwijkend beeld zien. Het openbaar vervoer bijvoorbeeld zakt half maart met 85 procent in: van 3,5 kilometer reisafstand per persoon per dag naar 0,5 kilometer. Daarna krabbelt het ov wel op, maar heel traag – en we zijn bij lange na niet op het oude niveau.
De modaliteit lopen kende juist een kleine opleving na de lockdown. De reistijd en de afstand bleven daarna vrij stabiel. Lopen lijkt dus minder gevoelig voor lockdownmaatregelen. Ons loopgedrag is wel veranderd. Andere NVP-analyses laten bijvoorbeeld een toename zien van loopverplaatsingen zonder duidelijke bestemming: het ‘ommetje maken’ is weer populair geworden.
Ten slotte de fiets. De afstanden met de fiets hebben een iets grotere volatiliteit. Toch lijkt er sprake van een toename van onze dagelijkse fietsminuten en fietskilometers.

Figuur 1: De gemiddelde dagelijkse reistijd in minuten, per panellid per modaliteit.
_____

Figuur 2: De gemiddelde dagelijkse reisafstand in kilometers, per panellid per modaliteit.
_____


Spitsen
Wie zelf ook wel eens op de weg is, zal het beeld van de auto in figuur 1 en 2 herkennen: van die echt lege wegen is sinds pakweg juli geen sprake meer. Toch hebben we van grote vertragingen in de spitsen nauwelijks last. Hoe zit dat?

Figuur 3 toont het percentage panelleden dat in de ochtendspits mobiel is. (Voor de duidelijkheid hebben we alleen de cijfers over werkdagen opgenomen.) De rode lijn staat opnieuw voor de auto. Merk op dat na de snelle daling in maart de situatie zich wel herstelt, maar niet zo sterk als in figuur 1 en 2.

Figuur 3: Het percentage panelleden in de ochtendspits (7-9 uur). Alleen werkdagen zijn meegenomen.
_____


De verklaring voor deze ‘achterblijvende’ spitspatronen vinden we ook in de NVP-data, als we kijken naar bestemmingen. Figuur 4 toont drie typen bestemmingen die normaliter fors bijdragen aan de dagelijkse spitsen: kantoor, onderwijs en zorg. Ook hier zien we een vrije val aan het begin van de lockdown en daarna een herstel. Opvallend is dat het bezoek aan zorginstellingen weer min of meer op het niveau van voor de crisis is; bezoek aan onderwijsinstellingen is hersteld tot 80 à 85 procent van het niveau pre-corona. Maar het bezoek aan kantoor blijft achter: 30 tot 40 procent minder dan begin maart. Oftewel: we reizen nog altijd minder naar ons werk – en vandaar die rustige spitsen in figuur 3.

Dat de reistijd en reisafstand uit figuur 1 en 2 zich beter hebben hersteld, betekent dat we de terugval in woon-werkritten ‘goedmaken’ met andere verplaatsingen. En inderdaad: de panelcijfers geven aan dat we bijvoorbeeld meer zijn gaan shoppen en ontspannen. Dat zijn ook typisch verplaatsingen waarvoor je niet de spits in hoeft te duiken.

Figuur 4: De ontwikkeling van de bestemmingen van het NVP-panel. Alleen werkdagen zijn meegenomen.
_____


Modal shifts
Het NVP geeft ook de mogelijkheid veranderend gedrag nader te bekijken. Figuur 5 toont in twee diagrammen de modal shift in deze coronatijden. Links is te zien hoe onze mobiliteit, gemeten in tijd per modaliteit, veranderde tussen week 10, net vóór de lockdown, en week 15, begin april. Duidelijk is dat alle modaliteiten aan tijd inboeten en dat we juist veel meer niet-reizen. (Dit niet-reizen staat voor de tijd die de panelleden in week 10 nog aan reizen besteedden.)

Ter vergelijking tonen we rechts de periode week 10 tot week 38, half september. De ‘shifts’ zijn duidelijk minder groot, maar nog altijd aanzienlijk. Vergeleken met week 15 is het aandeel niet-reizen in week 38 kleiner. De auto heeft zich tussen week 15 en 38 deels hersteld. Dat herstel van de auto lijkt minder dan figuur 1 suggereert, maar dat betekent dat automobilisten nu vooral langere ritten maken. Belangrijk is vooral dat er geen grote substitutie van ov naar auto heeft plaatsgevonden, waarvoor in het begin van de crisis werd gevreesd.

Figuur 5: Modal shift tussen week 10 en week 15 en tussen week 10 en 38.
_____

Conclusie
Het NVP leert ons een paar interessante dingen, die we niet zonder meer uit de gebruikelijke verkeersdata kunnen afleiden. Op basis van bijvoorbeeld verkeerstellingen kun je goed zien dat het relatief rustiger is op de weg, maar wat en waarom die mensen anders zijn gaan doen, is niet te bepalen. Wat dat aangaat heeft het NVP zich tijdens de coronacrisis bewezen als uitstekende verdiepende databron.

_____

De auteurs
Dr. Peter van der Mede, drs. Stefan de Graaf en Sander van der Drift, MSc, zijn consultants van DAT.Mobility.